Textiel productie
Het produceren van hoogwaardig textiel is arbeidsintensief en bestaat uit vele stappen. Deze stappen worden veelal door verschillende divisies in het productproces gedaan. In dit artikel lees je meer over de meest gebruikte technieken om grondstoffen te verwerken tot textiel.
Vezelgaren spinnen
Bij het spinnen van vezelgaren worden natuurlijke vezels van bijvoorbeeld katoen en wol ineengedraaid totdat ze daadwerkelijke draden zijn. Deze draden kunnen gebruikt worden om te naaien, weven of breien. Allereerst moeten de vezels schoongemaakt worden. Daarna moeten de vezels allemaal in dezelfde richting gelegd worden. Dit proces heet kaarden. Tijdens het spinnen worden de vezels in elkaar gedraaid. Er ontstaat zo een lang draad. Vezelgaren spinnen is door de geschiedenis heen op vele manieren gedaan:
- In de prehistorie werd een steen aan het draad gehangen die tijdens het spinnen bleef draaien.
- Later werd er een speciale spintol gebruikt. De tol draait en vormt daarmee een draad van de aanhangende vezels.
- De voorganger van de spinmachines is het spinnewiel. Een spinnewiel werkt met een aandrijfwiel die verbonden is met een klos.
- Tegenwoordig wordt het spinnen uiteraard voornamelijk mechanisch gedaan.
Twijnen
Tussen het vezelgaren spinnen en het daadwerkelijk gebruiken van het draad zit nog een stap, namelijk het twijnen. Dit zorgt ervoor dat de draad ook daadwerkelijk sterk genoeg is. Tijdens het proces worden meerdere draden in elkaar gedraaid. De getwijnde garen die zo ontstaan zullen sterk genoeg zijn om tijdens het productieproces ook daadwerkelijk te gebruiken. Wanneer er dierlijke vezels worden gebruikt, kunnen deze vezels gevild worden(de vezelmassa wordt compact gemaakt) om ze bruikbaar te maken. Over het algemeen zijn vilten vezels minder sterk dan getwijnde vezels.
Kunstmatige vezels spinnen
Het spinnen van kunstmatige vezels kan op drie manieren:
- Smeltspinnen: tijdens dit fysische proces wordt de grondstof gesmolten, geperst, gekoeld en vervolgens versterkt. Deze methode is niet chemisch en daarmee de meest milieuvriendelijke van de drie.
- Natspinnen: Door de chemicaliën die bij het proces gebruikt worden en door de nevenproducten die daarbij ontstaan, is het natspinnen schadelijk voor de gezondheid en voor het milieu.
- Droogspinnen: deze methode is bijna gelijk aan het natspinnen, alleen wordt de oplossing niet chemisch gebonden maar via verdamping verbonden. Er kunnen echter nog wel dampen vrijkomen in het milieu.
Van draad tot textiel
Nadat de vezels tot draden zijn gesponnen kunnen er verschillende technieken gebruikt worden om daadwerkelijk textiel te fabriceren, waaronder:
- Weven: geclusterde draden worden gevlochten tot textiel.
- Breien: door middel van breinaalden of breimachines worden garen door een heen-en-weer gaande beweging tot elastisch textiel gemaakt.
- Tuften: door een soortgelijke techniek als een naaimachine te gebruiken worden lussen gevormd, zo ontstaan bijvoorbeeld fluweel en pluche. Deze techniek wordt ook gebruikt voor tapijten met lussenpool.
Nabewerkingen
Wanneer de grondstoffen tot textiel zijn geproduceerd, worden er vaak nog nabewerkingen op de stof gedaan. De meest voorkomende nabewerkingen zijn:
- Verven: er wordt een pigmenthoudende laag toegevoegd om het textiel tot de gewenste kleur te krijgen.
- Door middel van borduurwerk wordt het kledingstuk gesmokt, geplooid of gerimpeld.
- Bedrukken: er worden afbeeldingen of teksten aangebracht op het textiel.
Textielverwerking als hobby
Het verwerken van textiel tot kledingstukken of andere gebruiksvoorwerpen is voor een grote groep mensen een hobby. Hobbymatig worden vaak de volgende technieken gebruikt:
- Macramé: draden worden dusdanig aan elkaar geknoopt dat er patronen ontstaan.
- Punniken: draad wordt door middel van een klosje tot een holle streng gemaakt.
- Breien: door middel van breinaalden of een machine worden elastische voorwerpen gemaakt, zoals sjaals en dekentjes.
- Haken: een speciale haaknaald wordt gebruikt om lussen te vormen waarvan patronen gemaakt worden